Wat is DCD?

Heeft een kind moeite met activiteiten zoals veters strikken, aan- en uitkleden, balspelen, schrijven of fietsen? Dit zijn activiteiten die vanzelfsprekend lijken, maar voor sommige kinderen toch moeilijk blijken te zijn. Valt het kind veel en komt het over als onhandig? Is het motorisch leerproces verstoord, maar kan dit medisch of cognitief niet verklaard worden? Dit zou een kind met DCD kunnen zijn, ‘Development Coordination Disorder’. DCD wordt in de praktijk ook beschreven als (ontwikkelings)dyspraxie, clumsy child syndrome, sensorische integratie stoornis, minimal brain dysfunction of minor neurological dysfunction. DCD is de enige term die internationaal erkend is in DSM-5.

Uit een enquête, afgenomen door studenten bij 164 huisartsen in Vlaanderen, blijkt dat 61% de verouderde term, ontwikkelingsdyspraxie kent en 22% van de huisartsen de term ‘Developmental Coordination Disorder’. Een totaal van 33% van de huisartsen geeft aan geen van de termen te kennen. Meer informatie omtrent de resultaten van deze enquête vindt u op deze link. Er is duidelijk nood aan meer informatie omtrent de term DCD en wat deze inhoudt.

Hoe herken je een kind met DCD?

DCD staat voor Developmental Coordination Disorder of coördinatie-ontwikkelingsstoornis en is een levenslange stoornis gekenmerkt door een hardnekkig probleem bij het aanleren en/of uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden. Mogelijks kan er een vertraging zijn in het behalen van de eerste motorische mijlpalen, ongeacht gelijke leerkansen. Motorische beperkingen komen bijna altijd reeds op kleuterleeftijd tot uiting tijdens fijn motorische en/of grof motorische taken, zoals knippen, tekenen, kleuren, knoopsluitingen, fietsen, zwemmen, turnen, rolschaatsen,... De coördinatie en automatisatie van bewegingen zijn typisch gestoord. DCD is een milde motorische stoornis die ernstige emotionele en secundaire problemen kan teweegbrengen, voornamelijk op adolescentenleeftijd, zoals obesitas, sociaal isolement, pesterijen, laag zelfbeeld… De moeilijkheden die deze kinderen ervaren zijn zeer uiteenlopend. Het is een zeer heterogene groep.

Hoeveel kinderen hebben DCD?

De prevalentie van DCD bij schoolgaande kinderen wordt geschat op 5 à 6%. Dit komt neer op 1 tot 2 kinderen per klas. Het komt meer voor bij jongens dan bij meisjes en het verdwijnt niet spontaan op latere leeftijd. Als er op jonge leeftijd een motorisch probleem wordt opgemerkt, is het beter geen afwachtende houding aan te nemen.

Hoe wordt de diagnose gesteld bij een kind met DCD?

De diagnose DCD dient gesteld te worden door een multidisciplinair team. Er moet voldaan worden aan de volgende vier criteria volgens de DSM-5:

  1. Motorische achterstand ten opzichte van leeftijdsgenoten.
  2. Stoornissen interfereren met dagelijkse activiteiten.
  3. De symptomen beginnen in de vroege ontwikkelingsperiode.
  4. De motorische achterstand kan niet beter verklaard worden door een verstandelijke beperking, visusstoornis of een andere medische aandoening die de motorische problemen kan verklaren (zoals Cerebral Palsy, spierziekte…).

Hoe vroeger de diagnose gesteld wordt, hoe meer kans op een succesvolle outcome.

Is DCD een geïsoleerd probleem?

DCD komt frequent samen voor met gedrags-, aandacht-, spraak-, taal- en/of leerstoornissen. De meest voorkomende combinatie met DCD is ADHD. Deze combinatie heeft een slechtere prognose dan kinderen met alleen ADHD of alleen DCD. Ook met ASS of autismespectrumstoornis komt DCD vaak samen voor.

Wat is de pathogenese?

De pathogenese van DCD is nog onbekend en is waarschijnlijk niet hetzelfde voor alle kinderen. In DSM-5 wordt DCD gecategoriseerd als een ‘neurodevelopmental disorder’, waarmee men duidelijk aangeeft dat er een neurobiologische grondslag is. Bevindingen in de klinische praktijk wijzen er op dat genetische factoren een rol kunnen spelen bij DCD, maar evidentie uit de literatuur ontbreekt. Prematuriteit en bepaalde omgevingsfactoren, zoals alcohol, drugsgebruik en infecties tijdens de zwangerschap zullen het risico op DCD verhogen, evenals problemen tijdens de bevalling.

Er is toenemende evidentie dat er structurele en functionele afwijkingen aan te wijzen zijn in het brein van personen met DCD op groepsniveau. Verschillende neurologische structuren komen naar voor als mogelijk dysfunctioneel, zoals het cerebellum, corpus callosum, pariëtale cortex en basale ganglia. Er is meer onderzoek nodig om de onderliggende oorzaken van DCD te achterhalen. Op individueel niveau wordt de diagnose DCD nog niet ondersteund door medische beeldvorming.

Wat zijn de therapeutische mogelijkheden?

Een multidisciplinaire samenwerking is noodzakelijk. Kinderen met DCD hebben soms hulp nodig bij het aanleren van motorische vaardigheden. De kinesitherapeut/ergotherapeut kan het motorisch leerproces ondersteunen door het kind en de ouders specifieke strategieën aan te leren en de ouders/begeleiders te helpen om de aangeleerde vaardigheden in het dagelijks leven in te oefenen. Daarnaast is het even belangrijk om de ruime omgeving van het kind te informeren en aan te passen. Hierin is coaching van de ouders en samenwerking met de school onontbeerlijk. DCD omvat een heterogene groep waardoor een individuele aanpak noodzakelijk is. Als huisarts is doorverwijzen naar een neuropediater, een COS of een ambulant revalidatiecentrum aangewezen in functie van verdere diagnostiek.

In deze brochure vindt u een korte samenvatting over DCD.